Ontdek je echte ik

 9,95

Gods geschenk jezelf te mogen zijn

Auteur: David G. Benner
Uitgave: Coconut
Pagina’s: 96
ISBN: 
9789072698148

Een tulp weet wie zij is. Datzelfde geldt voor honden, rotsen, bomen en sterren. Ze verheerlijken God door te zijn wie ze zijn. Maar mensen denken, overwegen, beslissen en twijfelen. We worden verleid tot onechtheid en proberen onze identiteit te vinden buiten onszelf.
Benner stelt dat echt jezelf zijn alleen mogelijk is als je zowel God als je echte ik kent. Ons hart is de plaats waar God wil wonen. God ontmoeten in onze diepten transformeert ons van binnenuit. God bemint niet mijn opgeleukte schijn-ik, maar mijn ware ik. Benner is vlijmscherp en tegelijk liefdevol als hij schrijft over zelfbedrog, afweermechanismen en het ontmaskeren van het onechte ik.
Hij zegt: ‘Ons echte ik is niet iets wat we zelf maken. Identiteit is nooit iets wat je maakt, het is altijd een ontdekking. Je echte identiteit is een geschenk van God.’
Deze ontdekking verandert ons. ‘Het ik dat aan de geestelijke reis begint, is het ik dat we zelf hebben geschapen, het ik zoals we dachten dat we waren. Dit ik sterft onderweg. Het ik dat arriveert, is het ik dat door Gods liefde tot aanzijn is bemind. Dat is de persoon zoals we vanaf de eeuwigheid waren bedoeld.’

‘David Benner stelt nooit teleur. Hij is intelligent zonder academisch te worden, psychologisch scherpzinnig zonder trendy te zijn, geestelijk diepgaand zonder vroom te worden. Het is duidelijk dat hij het landschap waarover hij spreekt heel goed kent.’
Richard Rohr

David G. Benner is professor psychologie en spiritualiteit aan het Psychological Studies Institute in Atlanta (VS). Hij heeft veel boeken geschreven, waaronder Sacred Companions en de twee andere titels in dit drieluik Geef je over aan Gods liefde en Verlangen naar Gods wil.

Paperback – 96 pp.

Inhoud

Inleiding: Identiteit en authenticiteit
1. Zelfkennis en Godskennis
2. God kennen
3. De eerste stappen naar zelfkennis
4. Jezelf kennen zoals je werkelijk bent
5. Je onechte ik ontmaskeren
6. Je echte ik ontwikkelen
Epiloog: De weg van transformatie
Verwijzingen

‘Er is slechts één kwestie waar mijn hele bestaan,
al mijn vrede en geluk van afhangt:
mijzelf te ontdekken door God te ontdekken.
Als ik hem vind, vind ik mijzelf
en als ik mijn echte ik vind, zal ik hem vinden.’

Thomas Merton

Inleiding

Identiteit en authenticiteit

Het is ironisch om een boek te schrijven over zelfkennis voor mensen die Christus willen volgen, die zichzelf toch juist wegcijferde. Misschien ben je bang dat ik het paradoxale onderwijs van Jezus vergeet, dat we door onszelf te verliezen ons echte ik zullen behouden (Matteüs 10:39) – of erger nog, dat ik het niet serieus neem. Als je verder leest, zul je ontdekken dat ik geen van beide doe.
Terwijl begrippen als zelfkennis, identiteit en authenticiteit gemakkelijk worden afgedaan als louter psychologisch gepraat, spelen ze alle drie een belangrijke rol in het geestelijke veranderingsproces van de christen. In het gedeelte hierboven in Matteüs praat Jezus net zoveel over zelfkennis als over zelfopoffering! Maar het is duidelijk dat de reis naar het vinden van je authentieke ik in Christus en het wortelen van je identiteit in die werkelijkheid iets totaal anders is dan het programma van zelfverwerkelijking dat de populaire psychologie voorstaat.
De absurditeit van een populaire psychologische benadering van het ik wordt samengevat in een cartoon die ik kortgeleden zag. Een vrouw komt op een feestje en zegt tegen een vreemde: ‘Ik ken hier niemand behalve de gastvrouw – en natuurlijk, op een veel diepere manier, mezelf.’ Het is duidelijk dat er een heleboel zeer onchristelijke en vaak nogal belachelijke manieren zijn om te zoeken naar zelfkennis en authenticiteit.
Christelijke spiritualiteit heeft niet alleen te maken met God, maar ook met het ik. Het doel van de geestelijke reis is de transformatie van het ik. Zoals we zullen zien vereist dit het kennen van zowel God als jezelf. Beiden zijn belangrijk als we onze ware identiteit als mens ‘in Christus’ (2 Korintiërs 5:17) willen kennen, want het ik is de plek waar we God ontmoeten. Beiden zijn ook noodzakelijk als we vanuit de authenticiteit van onze roeping willen leven.
In de hele schepping is identiteit alleen voor de mens een uitdaging. Een tulp weet precies wie zij is. Zij wordt nooit verleid tot een onechte manier van zijn. Zij wordt in haar wordingsproces ook niet geconfronteerd met ingewikkelde beslissingen. Datzelfde geldt voor honden, rotsen, bomen, sterren, amoebes, elektronen en alle andere dingen. Ze verheerlijken God door precies datgene te zijn wat ze zijn. Door te zijn zoals God hen heeft bedoeld, gehoorzamen ze hem. Maar mensen ervaren een uitdagender bestaan. We denken. We overwegen opties. We beslissen. We handelen. We twijfelen. Eenvoudigweg zijn is uiterst moeilijk te realiseren en volledig authentiek zijn is buitengewoon zeldzaam.
Lichaam en ziel bieden duizenden mogelijkheden waaruit je veel identiteiten kunt opbouwen. Maar slechts in een ervan vind je je echte ik dat vanaf alle eeuwigheid ligt verborgen in Christus. Slechts in een ervan zul je je unieke roeping en diepste vervulling ontdekken. Maar, zoals Dag Hammarskjöld zegt, je zult dit nooit vinden, ‘totdat je alle oppervlakkige en tijdelijke mogelijkheden van zijn en doen hebt uitgesloten, waar je uit nieuwsgierigheid, verwondering of hebzucht mee speelt, en die je in de weg staan om je anker uit te werpen in de ervaring van het mysterie van het leven, en het bewustzijn van het talent dat je is toevertrouwd, namelijk je ik.’
We zijn allemaal op zoek naar die ene manier van zijn die samengaat met het geschenk van authenticiteit. Tijdens de adolescentie zijn we ons het meest bewust van deze zoektocht naar identiteit, dan treedt het op de voorgrond. In die periode in ons leven proberen we identiteit uit als kleding en zoeken we naar een manier van zijn die past bij hoe we gezien willen worden. Maar ook lang na de adolescentie kennen de meeste volwassenen soms het gevoel dat ze een bedrieger zijn – een besef dat ze niet zijn zoals ze zich voordoen, maar dat ze eerder datgene zijn wat ze ontkennen te zijn. Met een beetje zelfreflectie zien de meesten van ons wel dat we maskers op hebben. Eerst waren het strategieën om gevoelens van kwetsbaarheid te vermijden, maar ze zijn een deel van ons sociale ik geworden. Tragisch genoeg zijn we gauw tevreden met doen alsof, en een echt uniek ik lijkt vaak een illusie.
Maar er is voor ons allemaal een manier van zijn mogelijk die net zo natuurlijk en diep congruent is als het leven van een tulp. Achter de rollen en maskers ligt de mogelijkheid van een ik dat net zo uniek is als een sneeuwvlokje. Het is een originaliteit die bestaat sinds God ons tot aanzijn beminde. Ons echte ik-in-Christus is het enige ik dat uniekheid zal aanmoedigen. Dat en alleen dat biedt een identiteit die eeuwig is.
Het vinden van dat unieke ik is, zoals Thomas Merton schrijft, het probleem waar ons hele bestaan, al onze vrede en al ons geluk van afhangt. Niets is belangrijker, want als we ons echte ik vinden, vinden we God, en als we God vinden, vinden we ons meest authentieke ik.

Je echte ik worden

Jezelf zijn zou geen enkele geestelijke betekenis hebben als je uniciteit voor God niet van reusachtige waarde was. Maar dat is precies wat ieder mens is: van onschatbare waarde voor God.
Het is verleidelijk om te denken dat groei naar het beeld van Christus onze authenticiteit vermindert. Sommige christelijke visies op het geestelijk leven impliceren dat we steeds meer op elkaar gaan lijken, maar zo’n verwachting van een subcultuur van het verlies van individualiteit heeft niets te maken met christelijke spiritualiteit. Integendeel, als we meer en meer worden als Christus, worden we meer ons eigen, unieke, echte ik.
Zoals we hierna zullen zien, zijn er veel onechte manieren om uniciteit te bereiken. Die komen allemaal voort uit pogingen om een ik te creëren in plaats van het geschenk van mijn unieke ik-in-Christus te ontvangen. De authenticiteit die samenhangt met ons echte ik scheppen we niet zelf. Identiteit is nooit gewoon iets wat je maakt. Het is altijd een ontdekking. Ware identiteit is altijd een geschenk van God.
Het verlangen naar uniekheid is een geestelijk verlangen. Dat geldt ook voor het verlangen authentiek te zijn. Het zijn niet gewoon psychische verlangens, die niets met onze geestelijke ontwikkeling te maken hebben. Beide zijn het antwoord van onze geest op Gods Geest – de heilige Geest die ons naar huis roept, naar onze plaats en identiteit in God.
God verlangt ernaar dat je diep van binnen je unieke ik bent, omdat je echte ik is gebaseerd op Christus. God heeft je uniek geschapen en wil je in die uniciteit in Christus herstellen. Je echte ik vinden en daaruit leven is je bestemming bereiken.
Dit boek gaat over de reis naar je echte ik-in-Christus en het leven vanuit de roeping die hiermee samenhangt. Nadat in hoofdstuk één de samenhang is uitgelegd tussen God kennen en jezelf kennen, is het boek opgezet rond drie basisbehoeften die alle christenen tegenkomen als ze God willen dienen:
1. De behoefte God zo te kennen dat we hem ontmoeten in de diepten van ons zijn, en dat deze kennis ons van binnenuit transformeert. Hier richt hoofdstuk twee zich op.
2. De behoefte onszelf te kennen, gebaseerd op de ontdekking hoe we door God gekend zijn. Deze transformerende kennis is de kern van hoofdstuk drie, vier en vijf.*
3. De behoefte onze identiteit, vervulling en roeping te vinden in ons verborgen ik in Christus. Hierover gaat hoofdstuk zes.
Deze reis van transformatie is niet zo lineair als zij lijkt, dus de discussie zal langs deze thema’s heen en weer bewegen. Alle onderdelen van de reis hangen ook met elkaar samen. Zoals we zullen zien, vereist echt kennen van onszelf dat we onszelf kennen zoals God ons kent, en echt kennen van God vereist dat we God niet alleen kennen als een abstractie of een objectief feit, maar ook in en door onze levenservaring.
Ik bid dat wat nu volgt je helpt om je unieke ik te ontdekken zoals je vanaf de eeuwigheid bent geroepen te zijn. Ik hoop dat het je helpt zowel jezelf als God dieper te leren kennen en zo het geschenk van echt jezelf zijn te ontdekken.

Sydney, Australië
Vierde donderdag van de vastentijd, 2004

* Drie hoofdstukken wijden aan jezelf kennen en slechts één aan God kennen betekent niet dat ik jezelf kennen belangrijker vind dan God kennen. Het toont dat er in de christelijke spiritualiteit maar heel weinig geschreven is over de rol van jezelf kennen, terwijl er duizenden boeken zijn over God kennen. Omdat deze twee vormen van kennen onderling afhankelijk zijn, zullen we door de hoofdstukken die verkennen hoe we onszelf leren kennen, ook herhaaldelijk manieren tegenkomen waarop we God leren kennen.

Hoofdstuk 1
Zelfkennis en Godskennis

In de inleiding citeer ik wat Thomas Merton het belangrijkste in de hele wereld vindt, dat waar zijn hele bestaan, al zijn geluk en vrede van afhangt. Wat zie jij als het belangrijkste voor je bestaan en welzijn? Hoe denk je dat de meeste christenen om je heen deze vraag zouden beantwoorden?
Veel christenen die ik ken zouden het in twee woorden zeggen: ‘God vinden’. Anderen zouden woorden gebruiken als God kennen, liefhebben en dienen. Sommigen zouden ook de kerk of relaties met andere mensen in hun antwoord betrekken. Maar hoe ze het ook zouden verwoorden, ik denk dat de meeste christenen iets zouden zeggen over God, maar niets over het ik.
De suggestie dat God kennen een belangrijke rol in de christelijke spiritualiteit speelt zal niemand verbazen. Veronderstellen dat jezelf kennen een net zo belangrijke rol speelt zal bij veel mensen een alarmbel doen rinkelen – wellicht zouden ze zoiets van een psycholoog verwachten, maar niet van een theoloog.
Toch heeft inzicht in de samenhang tussen jezelf kennen en God kennen een blijvende en gerespecteerde plek in de christelijke theologie. Denk bijvoorbeeld aan de openingszin van de Institutie van Johannes Calvijn: ‘Zonder kennis van onszelf is er geen kennis van God en zonder kennis van God is er geen kennis van onszelf.’ Deze opvatting was niet uniek voor Calvijn. Thomas a Kempis argumenteerde: ‘de nederige kennis van uzelf is een zekerder weg tot God, dan de diepe onderzoeking der wetenschap.’ Het gebed van Augustinus was: ‘Geef, Heer, dat ik mezelf ken opdat ik u ken.’ Dit zijn maar een paar voorbeelden van de vele theologen die sinds de vroegste kerk zo denken.
Christelijke spiritualiteit betekent een transformatie van het ik die alleen dán optreedt als we God en het ik beiden diep kennen. Daarom hebben beiden een belangrijke plaats in de christelijke spiritualiteit.
Hoewel er nooit een serieus theologisch conflict over dit oude christelijke standpunt is geweest, heeft de hedendaagse kerk het grotendeels vergeten. We hebben ons gericht op het kennen van God en zijn geneigd onszelf te negeren. De gevolgen zijn vaak ernstig: ontrouw in huwelijken, gebroken gezinnen, christelijk werk dat schipbreuk lijdt en eindeloze aantallen beschadigde mensen.
Als we het ik uit de christelijke spiritualiteit weglaten is het gevolg een spiritualiteit die niet is gegrond in ervaring. Daarom is het niet goed gegrond in de werkelijkheid. Ons richten op God terwijl we onszelf niet grondig kennen, kan misschien een uiterlijke vroomheid voortbrengen, maar er zal altijd een kloof zijn tussen schijn en werkelijkheid. Dat is gevaarlijk voor de ziel van ieder mens, maar in christelijke leiders is het ook desastreus voor degenen die zij leiden.
Kijk eens hoe het gebrek aan zelfkennis het leven van een bekende predikant en zijn gemeente beïnvloedde. Niemand zou eraan hebben getwijfeld dat deze man God kende – tenminste niet voordat zijn morele val openbaar werd. Hij had rond zijn prediking een heel succesvolle bediening opgebouwd en daarom was er geen enkele reden om te denken dat hij de dingen die hij publiekelijk preekte niet persoonlijk ervoer. Er was ook geen duidelijke reden om aan zijn zelfkennis te twijfelen. Iedereen zou denken dat hij juist een diep zelfinzicht had. In zijn preken liet hij vaak kenmerkende dingen van zichzelf zien en hij leek naar God toe heel kwetsbaar.
Maar net als bij velen van ons was dat allemaal meer schijn dan werkelijkheid. Het ik dat deze predikant aan de buitenwereld liet zien was zijn publieke ik dat hij met grote zorg had opgebouwd – een zelfgecreëerd onecht ik. Tussen zijn publieke ik en zijn werkelijke ervaring zat een enorme kloof. Zowel de kloof als zijn innerlijke ervaring lagen grotendeels buiten zijn bewuste blikveld.
Plotseling werd de kloof tussen zijn innerlijke werkelijkheid en de uiterlijke verschijning blootgelegd. Dingen over zichzelf die hij niet wist of accepteerde, kwamen in hem naar boven en sloegen de illusie van zijn leven aan gruzelementen. Begeerte leidde tot een seksuele relatie met een vrouw die hij counselde, net zoals zijn hebzucht eerder al tot misbruik van de kerkfinanciën had geleid. Toen deze dingen openbaar werden, stortte zijn leven in. Hij had een leugen geleefd voor zijn gezin, zijn beste vrienden, de gemeente, God en zichzelf. Deze leugen groeide op de voedingsbodem van het niet echt willen kennen van zijn ik.
Dit verhaal herinnert ons aan Jezus’ onderwijs over het gevaar van de blinde die een andere blinde leidt (Matteüs 15:14), want ze vallen gemakkelijk samen in een put van pijn en wanhoop. Hoe ernstig is dat? Volgens